Diep in de jungle

18 oktober 2015 - Leiden, Nederland

Het zit erop. Twee weken geleden zei ik dat het klaar was en was ik er klaar mee. Nu is het echt afgelopen. Tien weken Suriname zitten erop en ik ben blij weer terug te gaan naar het koude kikkerlandje waar de warmte uit familie en vrienden en de openhaard komt.

Afgelopen weken heb ik ook warmte van de Surinamers mogen meemaken. Dus toch. Na enkele dagen intens vakantie vieren; zwembad, strand, zonnen en lekker eten reisde ik vrijdag af naar Djoemoe, een dorpje diep in de jungle van Suriname…

Vanaf het moment dat ik in de bus stapte was ik in een andere wereld. Er werd geen woord Nederlands meer gesproken, de bus zat vol met Creolen (de van oorsprong Afrikaanse Surinamers, ex-slaven, bosnegers, Moronen) en de hoeveelheid bagage en mensen die in een bus worden gepropt doet me ook niet bepaald denken aan Connexion. Vier uur lang zit ik in een kippenhok met kakelende Creolen die net zo enthousiast lijken als ik. Hoewel ik opgevouwen zit bij een wielkast, ingeklemd tussen bagage en een oud dametje geniet ik intens. We rijden Paramaribo uit en rijden de jungle in. Tussen de eeuwige groene bomen duiken dorpjes op, langs de weg lopen moeders met kinderen op hun rug en enkele koters erom heen rennend. De kinderen zijn dol enthousiast als de bus langs rijdt en er wordt gezwaaid, geschreeuwd en gelachen. Ik lach mee, de grijns is de hele dag niet van mijn gezicht geweest. Het deerde mij nier at we 100x stopten om dan weer iemand te droppen, dan weer iemand op te halen, iets te kopen, een plaspauze of gewoon om even te stoppen; ik kon alleen maar lachen. Nu al had ik het gevoel dat Suriname zo maar mijn hart kon heroveren. Aan het eind van de weg is het een drukte van jewelste en liggen tientallen boten. Direct komen er mannen op me af om te vragen waar ik naartoe moet en binnen een minuut weet ik dat ik mijn reis ga vervolgen met de man in het paarse shirt en de blauwe boot. Het is nog even wachten; ik ben niet anders gewend in Suriname en ik zoek een plaatsje in de schaduw en kijk mijn ogen uit. De school is blijkbaar net uit en hinderden kinderen in blauw geruite bloesjes stappen de boot in. Daarna komt er een bus met geblindeerde ramen die tot aan de waterkant rijdt en daar kunnen natuurlijk alleen maar bakra’s uit komen. En ja hoor, er stappen 6 stelletjes met afritsbroeken, safarihoedjes, camera’s en backpacks uit de bus.  De gids zal wel instructies hebben gegeven want iedereen rits de pijpen aan de broek, doet lange mouwen aan en smeren zichzelf in. Ik gniffel maar weet ook dat ik menigmaal zo heb gereisd… Na een uurtje komt de bootsman mij halen en vervolg ik min reis. Ik geniet intens van de zon, het op spetterende water, de vrolijken Creolen in de boot en van de dorpjes die we passeren. Kinderen spelen in het water, naast vrouwen die de kleren wassen, de afwas doen, vis fileren of baby’s baden. Mannen vissen, doen hun eigen was (!), kijken toe of staan te plassen. Alles door elkaar. Kinderen zwaaien, vrouwen bedekken snel hun borsten of laten ze vrolijk bungelen. Mannen helpen ons over zandbanken en watervallen. Het is droge tijd en het water staat extreem laag. De oevers zijn kaal, er liggen overal rotsen en 3 mater hoger hangt het afval in de bomen. Regelmatig moeten we eruit om te voet verder te gaan zodat de boot over zandbanken gesleept kan worden of stroomopwaarts de watervallen op. De tocht duurt ruim 6 uur en ik kom in het pikkedonker aan. Na vele stops waarbij ik rustig afwacht of ik eruit moet, ik heb geen idee waar ik precies met zijn/ ik zie geen hand voor ogen, maar opeens zie ik mijn tas aan wal gelegd worden. Dit zal dan wel Djoemoe zijn en op goed vertrouwen stap ik uit. Het is pikkedonker en slechts in de verte zie ik een lichtje branden. De beloofde Medische Zending persoon die naar mij uit zou kijken is in geen velde of wegen te bekennen dus ik loop naar het licht en ontmoet mijn buurvrouw die geen woord Nederlands spreekt en een beetje gek overkomt, maar ze brengt me wel naar de juiste persoon. Ik ontmoet hoofdzuster Angela en zij laat mij m’n huisje ‘zien’. Er is geen licht dus veel zie ik niet maar met m’n zaklamp en een kaars hang ik mijn hangmat op, ik kook mijn eerste noodle-en-blikgroente-hapje en om 9 uur klim ik in m’n hangmat en val in een diepe slaap.

Ik slaap het klokje rond en word intens verrast als ik mijn deur open doe; nu pas zie ik op wat een schitterende plek ik ben beland. Mijn huisje staat direct aan de rivier, ik kijk uit op een waterval en zie aan de overkant weer het dorp in het water werken. Ik hang mijn hangmat op tussen twee bomen en geniet in stilte. Tevens heb ik vanochtend in het licht boekjes gevonden van voorgaande coassistenten. Ik lees hun verhalen over Djoemoe en de Medische Zending en elk verhaal begint zonder uitzondering met de belofte dat je een fantastische week tegemoet gaat, dat je je nu nog vast verloren voelt maar dat dat snel zal veranderen. Ik ben nog een beetje sceptisch want ik voel me inderdaad verloren en ik zie nog niet echt snel verandering daarin komen… Maar ik besluit de stoute schoenen aan te trekken wanneer ik de groep bakra’s waar ik het eerder over had zie aanleggen. Ik loop naar ze toe en vraag of ik mag aansluiten. Ik sta versteld van mezelf maar ik heb daardoor wel een fantastische dag. We lopen door het ziekenhuis, door Djoemoe en de omliggende dorpjes, zien overal vrolijk mensen en schreeuwende kinderen, we gaan langs de buurtsuper en krijgen bij een gezin traditionele bananen en pinda soep met rijst. Ik voel me enigszins bezwaard maar de groep overtuigd me vooral lekker mee te eten en daarna ook lekker mee te gaan naar de Tapoe Watra vallen. Ik geniet met volle teugen en de groep is ontzettend aardig. Als een van de groep valt en haar teen bezeerd kan ik zelfs nog met mijn medische wonderhanden iets terug doen voor ze. Adviesje sporttape en paracetamol en ze was tevreden. Ik ook en als ik terug keer naar mijn hutje ontmoet ik mijn buurgezin. Broeder Joonah woont hier met zijn vrouw en 4 kinderen sinds een half jaar. Hij probeert het woord van God te verspreiden hier maar vertelt dat het lastig is. Ik besluit op zondag echt et gaan bonden en mee te gaan naar de kerk. Uiteraard breng ik mezelf hiermee in een opeenstapeling van ongemakkelijkheden en de gevreesde vraag of ik in Nederland wel eens naar de kerk ga wordt al snel gesteld. Ik hou het een beetje oppervlakkig en mompel ‘niet zo vaak’. Ik denk niet dat hij erop zit te wachten dat ik vertel dat ik niet in God geloof maar dat me dit gewoon een leuk tijdverdrijf leek! En dat was het ook zeker; we lopen een heel stuk door het dorp, ontmoeten de dorpsoudste, iedereen is blij dat ik er ben en er wordt vrolijk in het Samaracaans tegen mij gepraat alsof ik het zou verstaan… Broeder Joonah vertaalt en ik leer mijn eerste woordjes; I weki jo/ goedemorgen! In de kerk/ houten hutje wordt ik vrolijk ontvangen door vrouwen en kinderen. Ik voel me enigszins ongemakkelijk maar probeer te blijven lachen ondanks dat ik er geen bal van versta. Broeder Joonah betrekt me erbij door het te vertalen en door een Nederlands liedje te gaan zingen. Ik kijk verschrikt op; zou ik dit moeten kennen?! Gelukkig is het geen moeilijke tekst en klap, dans en zing ik makkelijk mee. Na het dansen wordt er veel gepraat in Samaracaans, ik verlies m’n aandacht een beetje maar zie dat ik niet de enige ben. Kinderen lopen wel op te spelen, vrouwen praten met elkaar of doen even een tukje. Aan het eind moet ik nog wat zeggen tegen de gemeenschap en samen bidden; toppunt ongemakkelijkheid en ik ben blij als we weer teruglopen naar Djoemoe om die middag met de jongens te gaan vissen.

Maandag begint mijn stage en het begint lekker op z’n Surinaams; ik werk me in het zweet om stipt 7:00 aanwezig te zijn, de rest komt langzaam binnendruppelen zodat we om 7:4 kunnen beginnen met bidden en zingen. Ik word daarna rondgeleid door dr. Glenn. Het Jaja Dande ziekenhuis is groter dan ik had verwacht; er is een overdrachtsruimte, grote wachtkamer, 4 spreekkamers, een ‘laboratorium’, een verloskamer, een verkoever en 3 zalen met 3-4 bedden voor respectievelijk mannen, vrouwen en kinderen. Er zijn twee vaccinatiekamers en een opslagkamer die ooit dienst deed als operatiekamer. Het ziekenhuis heeft zijn hoogtijdagen gehad, het geld is op en de financiering vanuit de overheid zal snel helemaal stoppen. Dan is het over voor dit ziekenhuis dat in 1962 is gebouwd door een jonge tropenarts uit Zeist en zorg biedt aan 8000 omwonende. Op het terrein van het ziekenhuis staan verder huizen in verschillende soorten en maten; van gastenverblijf tot doktershuis, het is bezaaid met groen-gele hutjes en daarmee is Djoemoe gevormd. De zorg die wordt gegeven varieert van preventie tot traumaopvang. Van huisratenzorg tot SEH en van een paracetamolletje tot bevallingen. Allemaal gedaan door de verpleegkundige. Vandaag is het ziekenhuis een soort huisartsenpraktijk en zie ongeveer 20 patiënten die ze van A tot Z helpen; inschrijven, vitale functie controles, status zoeken, klachten horen, lichamelijk onderzoek, eventueel zelf lab doen, beleid opschrijven en dan vervolgens ook nog zelf de medicatie uitdelen. De zorg is volledig gratis en niemand gaat hier weg zonder een zakje pillen, al is het maar een zakje multivitaminen. Mocht het moeilijk worden dan komt dr. Glenn kijken, een Filipijnse tropenarts die geen woord Nederlands of Samaracaans praat. Mocht het ook voor hem te ingewikkeld zijn dat zorgt hij voor een verwijzing naar het Diaconessenhuis in Paramaribo. Mijn eerste dag wordt niet gevuld met moeilijke dingen; snottebellen, diarree, hoofdpijn, krentenbaard en mijn buurvrouw die inderdaad gek blijkt te zijn; haar status moet ik zoeken in de bak ‘psychiatrische patiënten’. In de apotheek schrijven we voor de 20 mensen ongeveer 60 zakjes pillen en zalfjes voor en daarmee zit de werkdag erop, het is 11:00 en vanaf nu alleen nog maar spoedgevallen. Met dr. Glenn bezoek ik nog even het schooltje van Djoemoe en daarna stap ik tevreden in mijn hangmat. Ik kijk naar de kinderen die met de schoolboot naar huis worden gebracht en lees ondertussen het boek over het ontstaan van het ziekenhuis. Hierdoor realiseer ik me des te meer hoe grote functie het heeft. Ce tropenarts vertelt dat toen hij hier kwam in 1959 70% van de kinderen onder de 5 jaar overleed en dat het heel normaal was dat een vrouw 4 kinderen had waarvan er nog maar eentje leefde, als de vrouw de bevalling al had overleefd. Met trots vertelt hij dat vanaf het moment dat hij er was er geen vrouw meer is overleden, weinig kinderen overleden en er een polio-epidemie is voorkomen. Als ik het boek uitheb vraag ik me af wat de toekomst is voor de 57.000 Creolen die afhankelijk zijn van de ziekenhuisjes van de Medische Zending; gaat het weer terug naar af? Gaan ze weer sterven aan geïnfecteerde wondjes, longontsteking en diarree?

Dinsdag breng ik mijn dag door met zwangeren. Ongeveer tien zwangeren komen voor controle. De gemiddelde leeftijd van de eerste zwangerschap is ongeveer 14-15 jaar en gemiddeld komen er wel 6-7 kinderen. Het werk dat de verpleegkundige doen doet niet onder voor wat ik in het Diaconessenhuis heb gezien en ze maken zelfs zelf de echo’s. Ik voel, meet en schrijf mee en om 12 uur zit mijn dag er weer op. Ik trek mijn wandelschoenen aan en loop het dorp in om daar Ben te ontmoeten. Ben is een van de weinige in het dorp die goed Nederlands spreekt en als ik de vorige coassistenten mag geloven een top vent. Ik ga met hem Ananasberg beklimmen; eerst een uur door de jungle lopen en dan is er een grote rotsformatie. We klimmen erop en hebben prachtig uitzicht over de jungle. Én de berg staat vol met ananassen! We plukken vijf heerlijk zoete en sappige ananassen  en keren terug naar het dorp om ze daar aan de rivier te verorberen. In het dorp komen we een groep vrouwen en kinderen tegen die net hun oogst aan het vermalen zijn voor de olie, ik word warm onthaald, kinderen hangen aan me, geven me een hand, zitten aan m’n haren en ik ben weer helemaal terug in Kenia. Met een ballon maak ik hun nog blijer en is hun grijns niet van hun gezicht te krijgen. Bij mij ook niet, ik loop terug naar mijn huisje en geniet in mijn hangmat van de laatste zonnestralen en deze prachtige dag.

Woensdag wordt het ziekenhuis omgetoverd tot consultatiebureau. De verpleegkundige worden opeens jeugdartsen en zien kinderen van 0-5 jaar. In grote getale komen de vrouwen met baby's op hun rug en vrolijke peuters achter ze aan gehobbeld. Ze worden gewogen, nagekeken en eventueel gevaccineerd. De moeders wordt op hun hard gedrukt om écht alleen maar borstvoeding te geven omdat van flesvoeding het kindje niet hier groeit, of juist te hard groeit... Het is maar net welk kind er voor je zit...  Ze reageren ook allemaal anders op mij; een baby begint te huilen, een peutertje kan niet meer stoppen met lachen en de kleuter kijkt me aan alsof ik van een andere planeet kom. Ik kijk ook mijn ogen uit; elk kind lijkt een navelbreuk te hebben, ik zie een kind met klompvoetjes en Leishmaniasis komt langs. Maar het is vooral veel papierwerk... Na eindeloos groeicurven ingevuld te hebben is de dag voorbij, de werkdag wel te verstaan, het leukste komt nog!

Samen met Ben ga ik op jacht! De dag begint wat traag door motorpech waardoor ik noodgedwongen weer in mijn hangmat een tukkie moet doen en ga zwemmen maar dan gaan we! Nog dieper de jungle in, voorbij het laatste dorpje waar buffels, boshazen, piranha's en kaaimannen leven. De tocht is nog mooier dan de heenweg, de jungle nog groener en ongerepter en het water spiegelt zo erg dat alles twee keer zo mooi is. Na twee uur watervallen op en slingerend tussen keien is het al hengelend op piranha's wachten tot het donker wordt. De jungle ondergaat een metamorfose, alles is ineens pikzwart en ik weet niet wat boven of onder is. De sterrenhemel heb ik lang niet zó vol gezien en dan reflecteert het water ook nog zo dat onder boven kan zijn en andersom... Samen met de tientallen vuurvliegjes raak ik er duizelig van... Maar focus, we gaan op zoek naar kaaimannen. We komen er ontzettend veel tegen maar alleen de beste is goed genoeg; we zien twee oogjes flikkeren, we zetten de motor uit, glijden dichterbij en PANG! Kaaiman dood, de buit is binnen! We varen langzaam terug nu met een kaaiman tussen mijn benen die tot mijn schrik nog even bewoog! Stuiptrekkingen, zijn kop ligt er half af, die doet echt niks meer hoor! We schieten verder niks, maar wat een avond zeg. Normaal leg ik alles vast op camera maar wat ik vanavond heb gezien is met geen toestel vast te leggen dus ik maak er een mooie mental picture van en geniet nog lang na...

Donderdag besluiten alle vrouwen van het dorp maar weer eens bloeddrukpillen te gaan halen, want tja, dat is misschien al wel weer 8 maanden geleden voor het laatst gedaan... Bij de eerste bloeddruk moest ik dan ook lang zoeken omdat ik niet gewend ben tot 240 op te pompen... Omdat het zo druk is, doe ik de registraties zelf; naam noteren, nummer geven, wegen, bloeddruk meten, alvast een pil geven als de bloeddruk te hoog is en status zoeken en dat allemaal terwijl een vrouw honderduit praat in het Samaracaans... De vrouwen die geen hoge bloeddruk hebben komen vandaag massaal met de klacht 'lichaamspijnen', wat een dag...

's Middags was het tijd om de kaaiman te villen! Aan de kant van de rivier sneden we de kaaiman in mootjes en ontdeden hem van zijn huid. Op de weg van de rivier naar Bens huis plukte we sinaasappels, pepers, kruiden, suikerbonen, kokosnoten en mango's; geen winkel nodig hier! Oké, en ook een beetje van Maggie... Onder genot van een koud biertje wachtten we tot de kaaiman gaar was. Inmiddels waren er wat nieuwsgierige kinderen komen kijken want er wordt niet vaak een kaaiman geschoten. Ze leken me wat oud voor de bellenblaas die ik meegebracht had maar wat een lol hadden ze ervan! De bellen waren fascinerend maar als ze te dicht bij hun gezicht kwamen kon je de angst ervan af zien, onvergetelijk! Daar konden de strandballen niet tegenop... De kleinste was wat teleurgesteld, hij had na en keer bellenblazen zijn potje leeggegooid... Maar de rest, inclusief ik was meer dan tevreden en met inmiddels een volle buik van de heerlijke kaaiman keerde ik terug naar m'n huisje om mijn laatste nacht in Djoemoe in te gaan. Wat is de tijd snel gegaan...

Vrijdag heb ik mezelf getrakteerd op een leuk verjaardagscadeautje; een terugvlucht naar Paramaribo. Met een klein vliegtuigje over een grasveld opstijgen en dan vervolgens over de Suriname rivier, de dorpjes van boven zien en dan de eindeloze groene deken. Prachtig! Na 50 minuten bereikte we de stad weer en zag ik de wirwar van huisjes en gekleurde daken. Ik was weer terug en na een knallend feest in het zwembad zit het er echt op. Zaterdag nog even aan mijn kleurtje gewerkt in een zwembad aan de Surinamerivier en toen was het eindelijk tijd om terug te keren naar Nederland.

Ik zit nu op het vliegveld en weet zeker dat ik de zon ga missen. Gelukkig niet voor lang! Maandag begin in met ‘sociale geneeskunde’, daarna nog 4 weken huisartsgeneeskunde en dan ben ik vrij om me te gaan voorbereiden op het volgende avontuur; 3 maanden Malawi waar ik tropengeneeskunde ga doen in een klein ziekenhuisje in the middle of nowhere! Daar ga ik echt ontdekken of ik mijn carrière ga maken in de tropen…. Blijven jullie me volgen?

4 Reacties

  1. Maaike:
    19 oktober 2015
    Wauw Nicole, wat een verhaal weer! Je had het natuurlijk al verteld, maar zo komt het helemaal tot leven, zeker met die foto's erbij! Echt fijn dat je je tijd daar toch nog met zo'n goed gevoel en toffe ervaring hebt kunnen afsluiten :)
  2. Hetty Weber:
    20 oktober 2015
    Hoi wat een verhaal weer en al gewend hier? Is Lisse ee n beetje te doen? Ik neem aan dat je met de auto gaat.
  3. Richard:
    20 oktober 2015
    Wat een prachtige afsluiting van je tijd in Suriname en al bijna weer een beetje in het prachtige Afrika met zijn altijd lachende mensen. Ben erg benieuwd of jij je nog los kan rukken na 3 maanden Malawi van de specialisatie tropenarts. Weet dat ik achter je keuze sta wat dat ook mag worden. Xx
  4. Lucie:
    28 oktober 2015
    En weer een avontuur achter de rug. Wat is het toch genieten op deze manier.( ook al gaat het vast niet allemaal vlekkeloos).
    Succes met je laatste 2 vaste co-schappen hier in Nederland en natuurlijk ga ik je weer volgen op je volgende reis (wie weet ben je daar nog als wij richting Zambia gaan half april)
    Geniet er weer van in ieder geval.