Haastige spoed is soms wel goed 

4 maart 2024 - Acornhoek, Zuid-Afrika

Het is vrijdagmiddag en ik ben onderweg naar mn laatste meeting van de dag, ik ben er ook wel klaar mee,  het was een drukke week met veel vergaderingen en weinig beslissingen. Onderweg van mijn kantoor naar de apotheek manager neem ik nog even de laatste dingen in mn hoofd door. Ik denk aan de evaluatie van alle spoedkarren die we de afgelopen tijd hebben gedaan en die liet ons zien dat er een paar essentieel dingen niet aanwezig zijn. De apotheek manager kan het niet bestelen omdat de centrale depot “out of stock” is. Volgende week zijn er audits en dan wordt het ziekenhuis beoordeelt op of de karren gevuld zijn volgens de richtlijnen. Dat er dan dingen niet in het ziekenhuis zijn omdat de leverancier niet kan leveren is geen goede reden, dus het ziekenhuis management is in rep en roer en dat is waarom ik onderweg ben naar de apotheek manager. 

Vlakbij de apotheek komt een meisje van een jaar of 10 naar mij toe: kom help, hij heeft je nodig, zegt ze in het Engels. Ik slaak een diepe, maar onhoorbare zucht. Het is vrijdagmiddag, ik heb een vrij intense week erop zitten en ik wil eigenlijk gewoon deze meeting erop hebben zitten en naar huis gaan. Maar ik kan het meisje niet negeren en loop met haar mee. Ik tref een man van middelbare leeftijd aan, hangend op de schoot van een vrouw. Allebei keurig gekleed, zij in een kleurrijke jurk, hij in een nette broek en overhemd. Het meisje zegt tegen mij dat hij zich opeens duizelig voelde en toen in elkaar zakte. Ik schiet in mijn dokters modus, ergens diep weggestopt. Momenteel doe ik veel meer management taken of zie ik stabiele patiënten op de poli maar ik weet intuïtief gelukkig wat ik met doen. De man is niet aanspreekbaar, ademt reutelend en reageert niet op aanspreken of pijnprikkels. Bewusteloos glijdt hij langzaam van de bank waar hij op zat af, alsof hij voelt dat er hulp is en hij nu volledig kan instorten. Op zijn broek verschijnt een grote urine vlek en zijn ademhaling is inmiddels niet meer hoorbaar, zijn hartslag traag en zwak. Zijn vrouw is in paniek en sleurt hem met alle kracht op de bank. Ik probeer hem op de grond te leggen zodat hij zichzelf niet zal bezeren, maar zijn vrouw probeert uit alle macht hem op de bank te hijsen, ze luistert niet naar mijn aanwijzingen en probeert lucht in zijn mond te blazen. Ik probeer uit te leggen dat ik hem op de grond wil leggen en dat alles oké is: hij ademt en zijn hart klopt, geen paniek. Ik spreek de vrouw streng aan, ruk haar los van haar man en leg de man op de grond. Ik kijk om me heen. Alleen het jonge meisje kijkt me met grote ogen aan. “Meisje, loop naar de SEH en vraag om een brancard en een verpleegkundige”. Gedwee doet ze het. Ik voel me enigszins schuldig dat ik zo’n jong meisje zo’n grote taak vraag en hoop van harte dat ze de verpleegkundige kan overtuigen te komen assisteren. Ik heb geen keus, alle andere patiënten doen alsof ze geen woord Engels verstaan, de apotheek assistenten zijn inmiddels gevlucht en ik worstel nog steeds met de lichtelijk obese man die dubbelgevouwen half onder een bank ligt met een vrouw die nog steeds aan zijn arm trekt. Ik voel me onthand. Ik heb niks om handen om een dokter te zijn; geen stethoscoop, geen bloeddruk meter, geen saturatie meter… maar ik draag een dokter uniform dus ik moet handelen. Gelukkig, de apotheek manager komt naar buiten en vertaalt dat ik de patiënt op de grond wil hebben en al snel daarna komt het jonge meisje terug met twee artsen en een verpleegkundige. De man wordt aangesloten aan een monitor, op een brancard getild en naar de SEH gereden. Ik loop met de vrouw mee, achter haar man aan en draag over wat er gebeurd is. De vrouw klampt me vast en zegt “thank you”, toch nog wat Engels. “Hipfukile”, een klein beetje Shangaan, maar de hand om haar schouder en haar hand op mijn arm is de universele taal; we helpen elkaar, graag gedaan. Als ik na 10 minuten weg loop kijkt de man me aan en geeft een kleine scheve glimlach. 

Ik vervolg mijn weg naar de apotheek manager voor hopelijk een meeting waar wel beslissingen genomen gaan worden. Goed gevulde spoedkarren zijn essentieel om je een dokter te voelen in een ziekenhuis, al besef ik me ook dat de aanwezigheid van iemand in een uniform die de rust bewaarde de grootste winst was, samen met het meisje die zo stoer was. 

In het weekend denk ik nog terug aan dit moment. De starende ogen die niet leken te willen helpen. De paniek die het veroorzaakte toen ik de man op de grond wilde leggen, mijn onmacht zonder een team en middelen om me heen maar gelukkig was de uitkomst goed en kan ik mijn gedachten weer verzetten. Terwijl ik op het dak van de auto van een vriendin zit, poppen we een fles champagne open om te vieren dat ik weer voorzichtig kan hardlopen en mijn huis in Nederland verkocht is. Op de achtergrond hoor ik de leeuwen brullen en een nieuwsgierige giraf komt even buurten. Ik stel mezelf gerust dat ik de man in goede handen achterliet en dat hij het vast goed maakt en geniet van een prachtige zonsondergang en daarna een ontspannen weekend. Helaas wanneer ik maandagochtend bij de overdracht zit hoor ik dat de man dezelfde avond bij de uitgang van het ziekenhuis in elkaar is gestort. Er was geen dokter, geen spoedkar en geen brancard bij de hand. Toen de man uiteindelijk weer op de spoed lag was zijn hart gestopt met kloppen, reanimatie mocht niet baten en de patiënt overleed met zijn vrouw aan zijn zijde. 

2 Reacties

  1. Richard:
    5 maart 2024
    Dat is toch wel het laatste wat je verwacht. In het ziekenhuis een hartaanval krijgen gereanimeerd worden en dan bij het verlaten van het ziekenhuis alsnog overlijden. Zo dichtbij maar zo ver weg van hulp
  2. Dineke Fiolet:
    8 maart 2024
    Richard verwoord het goed, heel triest voor die meneer en zijn familie

Jouw reactie